maandag 28 mei 2012

De dood is niet altijd mooi


28 mei 2012

Beste allemaal,

Vorige week is onze kater overleden. Hij was al oud, minstens 18½, en leed sinds langere tijd aan nier- en hartfalen. Daardoor was hij misselijk en kortademig. De kortademigheid nam al een tijd lang toe, hij maakte minder plezier, maar ik had niet het idee dat hij echt leed. De laatste week echter was hij ook steeds aan het smakken en gaf hij regelmatig over, ondanks de medicatie tegen de misselijkheid. Hij voelde zich echt niet lekker.

Ik vond en vind het een moeilijke kwestie. Je wilt hem niet te veel laten lijden. Maar wat is te veel? Hoe ziek laat je een dier worden? Is weinig plezier meer hebben en ernstige benauwdheid reden voor euthanasie? Is het leven goed genoeg als hij een paar keer per dag lekker moet snorren als we hem aaien? Of moet er echt leed zijn? Wanneer is het leed erg genoeg? En - hoe zie je dat? Als hij helemaal niet meer snort? Wat zou de kat zelf willen, wat vul je voor hem in? Want, aan de andere kant, dood “willen” lijkt geen organisme eigen te zijn, ik heb toch het idee dat dieren “hun best doen” te blijven leven, zolang als dat een optie voor ze is.

Ik heb de indruk dat, hoe zuiver ik – wij – ook probeerden te zijn, ik mogelijk niet ontkwam aan enige projectie. Zelf lijd ik niet erg onder benauwdheid (ik heb astma), dus als ik geen tekenen van lijden zie ga ik ervan uit dat mijn kat daar ook niet per definitie onder lijdt. Misselijkheid daarentegen vind ik erger dan pijn, dus ik ga er eerder vanuit dat hij dat ook naar zal vinden. Zeker als ik daar ook nog tekenen van zie. Ik heb geprobeerd te kijken naar wat zijn lichaamstaal was, en mijn eigen lijden niet mee te nemen in de overweging. Ik denk dat dat redelijk gelukt is, maar zeker kan ik niet zijn. Het blijft mijn idee over hoe hij zich voelt.

Toch, na 3 weken overwegen, zo zuiver mogelijk proberen te kijken, en veel praten, leek daar het punt gekomen. We vroegen de dierenarts om te komen. Ze deed alles heel lief. Maar de slaapprik vond hij toch niet leuk. Hij wilde niet geprikt worden. Hij wilde niet onder zeil. Hij viel traag in slaap en moest overgeven. En toen het leek of hij in slaap was, reageerde hij toch nog op een pijnprikkel, en moest hij een extra injectie. Pas toen kon de spierverslapper gegeven worden. Ik vond het best heftig.

Ik merkte dat ik de neiging had gedachten tegenover mijn pijn over de euthanasie te zetten. “Ja, maar je wilt hem toch ook niet laten lijden zoals hij deed met dat steeds overgeven”. “Ja, de dood is niet altijd mooi, daar is niets aan te doen”. Gelukkig realiseerde ik me tijdens meditatie dat die gedachten er niet toe doen, en dat met aandacht bij de pijn blijven voldoende was.

“Pijn hoort bij verandering” zei mijn lief. Dat vond ik wel mooi gezegd.

Pijn hoorde ook bij het weekend dat voorafging aan zijn overlijden, dag 3 en 4 post-chemo. Niet omdat de bijwerkingen erger waren – nee, met het verlagen van de dosis zijn die juist verminderd. Ik voel me niet ziek, het voelt meer alsof ik heel wazig ben en lichamelijk zwakker dan normaal, en daarbij heel onrustig. Ik kan me niet concentreren, lezen of DVD kijken, ik hang en lig veel, maar ben tegelijkertijd steeds met m’n benen aan het wiebelen. Een vriendin zei “O… alsof je een ernstige kater hebt die je hebt bestreden door teveel koffie te drinken?” Zoiets dus.

En die bijwerkingen hebben consequenties voor mijn dagelijkse meditatie. Vlak na de chemo lukt het niet de ervaringen van lichaam en geest te zien komen en gaan. Ik ben heel onrustig, maar het lukt niet te kijken naar die onrust. In plaats daarvan zit ik “in” mijn gedachten. Aan het eind van de meditatie moet ik steeds concluderen dat ik heb zitten mijmeren in plaats van mediteren.

Dat is elke keer zo geweest. Maar ineens verbond ik er conclusies aan. Ik heb steeds heel veel vertrouwen gehad in het goed kunnen doorlopen van het proces van steeds zieker worden en doodgaan. Maar daarbij was ik er wel vanuit gegaan er grotendeels met aandacht bij te kunnen blijven. Ik realiseerde me echter dat dat gewaarzijn niet zo vanzelfsprekend hoeft te zijn in de toekomst. Als ik steeds zieker word zou het wel eens langer dan een paar dagen weg kunnen blijven. En als dat zo is, ben ik dan nog wel in staat me zo gelijkmoedig te voelen als nu meestal het geval is? Zou ik het wel kunnen dragen? Wat een twijfel. Ik werd er somber van.

Nou… nu het beter gaat, denk ik dat ik er in de toekomst misschien inderdaad minder vaak goed bij zal kunnen blijven. Het is goed om dat te weten, het maakt mijn toekomstbeeld mogelijk meer realistisch. Maar tegelijk kan ik, nu ik niet meer in die doemgedachten over de toekomst zit, me niet voorstellen dat ik me op elk moment hetzelfde zal voelen. Dat op elk moment het mediteren niet lukt. Dat ik er op geen enkel moment met aandacht bij zal kunnen zijn.

Er zal pijn zijn, er zal verandering zijn. En op de momenten dat het me niet in mijn eentje lukt dat te voelen, “erbij te blijven”, zal ik hulp moeten vragen.

En als mijn leed nou te erg wordt? Wil ik dan euthanasie, net als de kat? Liever niet, ik zou graag het proces zijn gang zien gaan. Ik denk dat ondraaglijkheid veel te maken heeft met je eigen idee over wat je kunt dragen. En met het wel of niet kunnen accepteren dat het gaat zoals het gaat en dat dat niet op elk moment prettig is. Maar ik wil het ook niet helemaal uitsluiten. Want hoe kan ik pretenderen te weten wat ondraaglijk is, als ik niet op dat punt ben?

Aas't nait ken zoaas't mot, mot't mor zoaas't ken”, zegt men in Groningen. Gelukkig heb ik veel – en goeie (!) – hulptroepen. We zullen zien, ik zal het merken.

Liefs, Cato

Geen opmerkingen:

Een reactie posten