27
oktober 2013
Lieve
allemaal,
Hier is mijn laatste column. Hij verscheen alweer een
tijdje geleden, in het
Olijfschrift
van september.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Plaatje
Door:
Cato Verhoef
“Het
is niet goed,” zegt de chirurg, terwijl ze opkijkt van het papier waarop de
uitslag staat. “U hebt borstkanker.”
Nu is het officieel.
Martine, mijn liefje, heeft ook kanker. Wij zijn een stelletje kankerpotten.
Ik vind het een raar
idee. Kan er nog niet helemaal een plaatje van maken. Mijn hoofd probeert het
soms wel, drukke gedachten zijn het gevolg.
Martine reageert als
de nuchtere noorderling die ze is. En gaat gewoon naar haar werk.
De volgende ochtend
zeg ik grinnikend tegen haar: “Nu ben je Pink Ribbon!” Martine kijkt me aan,
met nauwelijks verholen walging. “Kanker, prima”, zegt ze. “Maar Pink Ribbon…
ik dácht het niet! Alsof je ineens bijzonder bent, omdat je toevallig kanker hebt.”
Ze pakt er een
interview bij met ’blade babe‘ Marlou van Rhijn, een atlete zonder onderbenen,
en leest voor: “Er zullen toch wel moeilijke momenten zijn geweest? Nou, nee
dus. Het is echt niet waar. Het is weleens vervelend, zulke vragen. Iedereen
zoekt altijd maar naar een tragisch verhaal. (…) Ik moet voortdurend uitleggen
dat ik een normaal leven leid. Maar (…) het enige bijzondere is dat mijn
normale leven zich op prothesen voltrekt. (…) Er is nog best veel mogelijk en
niet overal schuilt treurigheid achter. Het is geen wetmatigheid dat je eerst
iets hebt moeten doorstaan en dat je dat hebt overwonnen.”
Ik moet denken aan
mezelf. Toen ik kanker kreeg, leek het plotseling alsof er steeds iets van mij
werd ‘gemaakt’. Soms was ik een ‘slachtoffer’; “je bent te jong, dit heb je
niet verdiend!” Soms een ‘held’; “je doet het zo goed!” Soms kreeg ik adviezen;
“het is erg belangrijk positief te denken”, zonder te kijken wie ik was of wat
mijn behoeften waren. Of aanvoelen werd invullen; “dat moet heel moeilijk
zijn”, terwijl ik iets anders moeilijk vond.
Ik vond het niet
altijd makkelijk me te verhouden tot de plaatjes die van me werden gemaakt.
Ook moet ik denken
aan een andere periode in mijn leven. Aan de tijd van mijn depressie. Die vond
ik een loodzware last. Echt, een stuk zwaarder dan kanker. Toch schreef ik toen
geen e-mail “ik heb slecht nieuws, het is gebleken dat ik een depressie heb”.
Ook zei niemand dat ik “het niet verdiend had”, of dat ik het “zo goed deed”.
Was dat terecht? Aan zelfmoord ga je toch ook dood?
Niemand fietst zes
keer een berg op tegen depressie. Nee. Van psychische ziekten worden heel
andere plaatjes gemaakt.
Kanker en depressie.
Allebei Cato. En toch, zulke verschillende oordelen.
Martine en Marlou,
ze hebben gelijk. Ze zijn niet bijzonder. Althans, niet bijzonderder dan andere
mensen, met andere tegenslagen, die ‘het’ ook maar zo goed mogelijk ‘doen’. Met
hun talenten, met hun valkuilen.
Misschien moeten we
minder proberen er een plaatje van te maken. Misschien is het beter een praatje
te maken. En te zien, welke film zich vormt, als we kijken naar wie voor ons
staat.
--------------------
Zoals jullie kunnen lezen, is het een rare tijd geweest. Mijn
liefje (44) bleek zomaar borstkanker te hebben. We ontdekten het in bed. In een
bepaalde houding zag ik een intrekking in de huid van haar borst. En in een
andere houding kwam de borst op die plek juist iets omhoog. Eronder was een
hard knobbeltje te voelen.
De volgende dag zat ze bij de huisarts, die het risico op
kanker niet zo hoog inschatte, maar gelukkig wel behalve een foto (niks op te
zien i.v.m. ‘jong’ borstweefsel) ook een echo had aangevraagd, waar wel wat op
te zien was. Gelukkig bleek het uiteindelijk te gaan om een ‘T1 N0 M0’ tumor;
onder de twee centimeter en zonder uitzaaiingen. Na operatie bleek het een
‘graad 1’ (weinig agressief), hormoongevoelige, Her2Neu-negatieve tumor te
betreffen. De consequentie daarvan is dat er geen chemo of Herceptin gegeven
hoeft te worden. Antihormoonbehandeling is wel aangeboden maar hoeft volgens de
richtlijnen niet en geeft maar weinig winst dus dat heeft ze maar niet gedaan.
Wat er wel gedaan is, is een borstsparende operatie, en
daarna bestraling. Dat is allemaal goed verlopen. Ze heeft zich er heel rustig
doorheen ‘geslagen’, en bleef zelfs een paar uur werken. De operatie gaf wel
wat lymfoedeem in de borst, en nu vlak na de bestraling is er wel moeheid, zwelling
en pijn in de borst, maar het is draaglijk.
De prognose is goed; de kans dat het terugkomt is minder
dan 10%. Dat blijkt (gelukkig maar) ook emotioneel heel anders te voelen dan
mijn tumor en prognose. Maar los van haar prognose is zij natuurlijk ook een
heel ander persoon dan ik, en gaat ze er ook op haar eigen manier mee om.
De rol van partner blijkt wel heel anders dan die van
patiënt. Ik moet zeggen; patiënt zijn vind ik in zekere zin makkelijker. Het
draait om jou, en hoewel je rekening houdt met de ander moet je het vooral zo
goed mogelijk inrichten voor jezelf. Als partner echter, heb je een wat
ingewikkelde dubbelrol. Zo moest ik in het begin even heel goed opletten niet
in de valkuil van ‘zorgen voor’ te stappen. Je hebt ook je eigen emoties en
projecteert maar al te makkelijk wat jij denkt dat goed is op de ander, vult
in, en let onvoldoende op jezelf. Maar gelukkig was ik me daarvan bewust omdat
ik het zo prettig vond dat mijn liefje goed op zichzelf paste toen ik ziek was.
Dat maakte dat ik goed op mijn eigen grenzen kon letten, waardoor ik er
automatisch ook beter voor haar kon zijn. Verder was het prettig dat ik nu
lichamelijk in rustig vaarwater verkeer (ja), waardoor het om haar kon draaien.
En we hadden ook nog eens iets aan mijn ervaringen doordat ik tips kon geven
over het omgaan met de balans tussen werken en ziek zijn. Elk nadeel heb z’n
voordeel.
Verder heb ik het sinds een half jaar veel te druk. Niet
leuk. Ik wist ook niet zo goed wat ik ermee moest. Als ik het normaal gesproken
eens drukker heb dan ik wil, schrap ik gewoon iets. Maar ik wist nu niet wat ik
moest schrappen. Ik doe eigenlijk alleen maar dingen die ik leuk en belangrijk
vind. Ik weet het nog steeds niet zo goed.
Wat ik wel weet; ik heb besloten te gaan stoppen als
huisarts. Ik vind het vak inmiddels te hard werken voor hoe leuk ik het nog
vind. Ik moet er elke keer weer helemaal inkomen, en vooral de dingen eromheen
(diensten, nascholingen) maken mijn agenda vol. Ik moet veel inhalen in de
periodes dat ik ‘beter’ ben. Dat is te doen als daar een grote ‘drive’
tegenover staat, dan valt het niet zwaar. Maar ertegenover staat minder plezier
dan vroeger in mensen ‘beter’ maken. Ik vind ze eerlijk gezegd al goed zoals ze
zijn. Wat is dan de betekenis van beter maken nog?
Het begeleiden van mensen zal ik mogelijk wel missen.
Hoewel ik voel dat het een goede beslissing is, ben ik dan ook niet onverdeeld
blij. Het voelt ook als een verlies, en ik weet nog niet wat het gaat betekenen
voor mijn identiteit. Ook weet ik nog niet goed wat ik ervoor in de plaats ga
doen. Voorlopig niets. De tijd zal het leren.
In de tussentijd gaat het lichamelijk goed. Geen rare
hobbels, bobbels of knobbels te voelen. Als die weer komen (te verwachten
binnen nu en… januari 2015?) dan zal ik naar mijn gynaeco-oncoloog gaan. Maar
vóór die tijd heeft dat, gelukkig, geen medische meerwaarde. Ik wacht het af.
Het stoppen als huisarts zal alvast aardig wat tijdswinst
opleveren. Ik ga ook met een coach (als onderdeel van mijn loopbaantraject)
kijken hoe ik de rest kan prioriteren. Ik heb al wel wat ideetjes, maar
feedback en onderzoeken kan nooit kwaad. Mijn gevoel zal me leren wat de beste
beslissingen zijn, dus dat ga ik de ruimte laten.
Veel liefs, Cato