zondag 27 oktober 2013

Column 3



27 oktober 2013

Lieve allemaal,

Hier is mijn laatste column. Hij verscheen alweer een tijdje geleden, in het Olijfschrift van september.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Plaatje

Door: Cato Verhoef

“Het is niet goed,” zegt de chirurg, terwijl ze opkijkt van het papier waarop de uitslag staat. “U hebt borstkanker.”

Nu is het officieel. Martine, mijn liefje, heeft ook kanker. Wij zijn een stelletje kankerpotten.

Ik vind het een raar idee. Kan er nog niet helemaal een plaatje van maken. Mijn hoofd probeert het soms wel, drukke gedachten zijn het gevolg.

Martine reageert als de nuchtere noorderling die ze is. En gaat gewoon naar haar werk.

De volgende ochtend zeg ik grinnikend tegen haar: “Nu ben je Pink Ribbon!” Martine kijkt me aan, met nauwelijks verholen walging. “Kanker, prima”, zegt ze. “Maar Pink Ribbon… ik dácht het niet! Alsof je ineens bijzonder bent, omdat je toevallig kanker hebt.”

Ze pakt er een interview bij met ’blade babe‘ Marlou van Rhijn, een atlete zonder onderbenen, en leest voor: “Er zullen toch wel moeilijke momenten zijn geweest? Nou, nee dus. Het is echt niet waar. Het is weleens vervelend, zulke vragen. Iedereen zoekt altijd maar naar een tragisch verhaal. (…) Ik moet voortdurend uitleggen dat ik een normaal leven leid. Maar (…) het enige bijzondere is dat mijn normale leven zich op prothesen voltrekt. (…) Er is nog best veel mogelijk en niet overal schuilt treurigheid achter. Het is geen wetmatigheid dat je eerst iets hebt moeten doorstaan en dat je dat hebt overwonnen.”

Ik moet denken aan mezelf. Toen ik kanker kreeg, leek het plotseling alsof er steeds iets van mij werd ‘gemaakt’. Soms was ik een ‘slachtoffer’; “je bent te jong, dit heb je niet verdiend!” Soms een ‘held’; “je doet het zo goed!” Soms kreeg ik adviezen; “het is erg belangrijk positief te denken”, zonder te kijken wie ik was of wat mijn behoeften waren. Of aanvoelen werd invullen; “dat moet heel moeilijk zijn”, terwijl ik iets anders moeilijk vond.

Ik vond het niet altijd makkelijk me te verhouden tot de plaatjes die van me werden gemaakt.

Ook moet ik denken aan een andere periode in mijn leven. Aan de tijd van mijn depressie. Die vond ik een loodzware last. Echt, een stuk zwaarder dan kanker. Toch schreef ik toen geen e-mail “ik heb slecht nieuws, het is gebleken dat ik een depressie heb”. Ook zei niemand dat ik “het niet verdiend had”, of dat ik het “zo goed deed”. Was dat terecht? Aan zelfmoord ga je toch ook dood?
Niemand fietst zes keer een berg op tegen depressie. Nee. Van psychische ziekten worden heel andere plaatjes gemaakt.

Kanker en depressie. Allebei Cato. En toch, zulke verschillende oordelen.

Martine en Marlou, ze hebben gelijk. Ze zijn niet bijzonder. Althans, niet bijzonderder dan andere mensen, met andere tegenslagen, die ‘het’ ook maar zo goed mogelijk ‘doen’. Met hun talenten, met hun valkuilen.

Misschien moeten we minder proberen er een plaatje van te maken. Misschien is het beter een praatje te maken. En te zien, welke film zich vormt, als we kijken naar wie voor ons staat.

--------------------

Zoals jullie kunnen lezen, is het een rare tijd geweest. Mijn liefje (44) bleek zomaar borstkanker te hebben. We ontdekten het in bed. In een bepaalde houding zag ik een intrekking in de huid van haar borst. En in een andere houding kwam de borst op die plek juist iets omhoog. Eronder was een hard knobbeltje te voelen.

De volgende dag zat ze bij de huisarts, die het risico op kanker niet zo hoog inschatte, maar gelukkig wel behalve een foto (niks op te zien i.v.m. ‘jong’ borstweefsel) ook een echo had aangevraagd, waar wel wat op te zien was. Gelukkig bleek het uiteindelijk te gaan om een ‘T1 N0 M0’ tumor; onder de twee centimeter en zonder uitzaaiingen. Na operatie bleek het een ‘graad 1’ (weinig agressief), hormoongevoelige, Her2Neu-negatieve tumor te betreffen. De consequentie daarvan is dat er geen chemo of Herceptin gegeven hoeft te worden. Antihormoonbehandeling is wel aangeboden maar hoeft volgens de richtlijnen niet en geeft maar weinig winst dus dat heeft ze maar niet gedaan.

Wat er wel gedaan is, is een borstsparende operatie, en daarna bestraling. Dat is allemaal goed verlopen. Ze heeft zich er heel rustig doorheen ‘geslagen’, en bleef zelfs een paar uur werken. De operatie gaf wel wat lymfoedeem in de borst, en nu vlak na de bestraling is er wel moeheid, zwelling en pijn in de borst, maar het is draaglijk.

De prognose is goed; de kans dat het terugkomt is minder dan 10%. Dat blijkt (gelukkig maar) ook emotioneel heel anders te voelen dan mijn tumor en prognose. Maar los van haar prognose is zij natuurlijk ook een heel ander persoon dan ik, en gaat ze er ook op haar eigen manier mee om.

De rol van partner blijkt wel heel anders dan die van patiënt. Ik moet zeggen; patiënt zijn vind ik in zekere zin makkelijker. Het draait om jou, en hoewel je rekening houdt met de ander moet je het vooral zo goed mogelijk inrichten voor jezelf. Als partner echter, heb je een wat ingewikkelde dubbelrol. Zo moest ik in het begin even heel goed opletten niet in de valkuil van ‘zorgen voor’ te stappen. Je hebt ook je eigen emoties en projecteert maar al te makkelijk wat jij denkt dat goed is op de ander, vult in, en let onvoldoende op jezelf. Maar gelukkig was ik me daarvan bewust omdat ik het zo prettig vond dat mijn liefje goed op zichzelf paste toen ik ziek was. Dat maakte dat ik goed op mijn eigen grenzen kon letten, waardoor ik er automatisch ook beter voor haar kon zijn. Verder was het prettig dat ik nu lichamelijk in rustig vaarwater verkeer (ja), waardoor het om haar kon draaien. En we hadden ook nog eens iets aan mijn ervaringen doordat ik tips kon geven over het omgaan met de balans tussen werken en ziek zijn. Elk nadeel heb z’n voordeel.

Verder heb ik het sinds een half jaar veel te druk. Niet leuk. Ik wist ook niet zo goed wat ik ermee moest. Als ik het normaal gesproken eens drukker heb dan ik wil, schrap ik gewoon iets. Maar ik wist nu niet wat ik moest schrappen. Ik doe eigenlijk alleen maar dingen die ik leuk en belangrijk vind. Ik weet het nog steeds niet zo goed.

Wat ik wel weet; ik heb besloten te gaan stoppen als huisarts. Ik vind het vak inmiddels te hard werken voor hoe leuk ik het nog vind. Ik moet er elke keer weer helemaal inkomen, en vooral de dingen eromheen (diensten, nascholingen) maken mijn agenda vol. Ik moet veel inhalen in de periodes dat ik ‘beter’ ben. Dat is te doen als daar een grote ‘drive’ tegenover staat, dan valt het niet zwaar. Maar ertegenover staat minder plezier dan vroeger in mensen ‘beter’ maken. Ik vind ze eerlijk gezegd al goed zoals ze zijn. Wat is dan de betekenis van beter maken nog?

Het begeleiden van mensen zal ik mogelijk wel missen. Hoewel ik voel dat het een goede beslissing is, ben ik dan ook niet onverdeeld blij. Het voelt ook als een verlies, en ik weet nog niet wat het gaat betekenen voor mijn identiteit. Ook weet ik nog niet goed wat ik ervoor in de plaats ga doen. Voorlopig niets. De tijd zal het leren.

In de tussentijd gaat het lichamelijk goed. Geen rare hobbels, bobbels of knobbels te voelen. Als die weer komen (te verwachten binnen nu en… januari 2015?) dan zal ik naar mijn gynaeco-oncoloog gaan. Maar vóór die tijd heeft dat, gelukkig, geen medische meerwaarde. Ik wacht het af.

Het stoppen als huisarts zal alvast aardig wat tijdswinst opleveren. Ik ga ook met een coach (als onderdeel van mijn loopbaantraject) kijken hoe ik de rest kan prioriteren. Ik heb al wel wat ideetjes, maar feedback en onderzoeken kan nooit kwaad. Mijn gevoel zal me leren wat de beste beslissingen zijn, dus dat ga ik de ruimte laten.

Veel liefs, Cato

zondag 7 juli 2013

Column 2



7 juli 2013


Lieve allemaal,

Mijn nieuwe column is weer uit! In juni verschenen in het Olijfschrift. Ik heb 'm hier onder neergezet.

Met mij is het op dit moment goed. Lichamelijk geen klachten, geestelijk geen klachten. 

Ik ben kortgeleden met mijn lief op retraite geweest, dat was heel goed. Op het werk is het rustig op dit moment, hoewel ik wel meer diensten en nascholingen heb dan me lief is (een deel van de reden dat ik twijfel of ik huisarts wil blijven). Het vrijwilligerswerk dat ik voor Olijf doe is wel druk, nu. We zijn op uitnodiging van en in samenwerking met gynaecologen bezig met een groot project dat als doel heeft de kwaliteit van de zorg in de ziekenhuizen te gaan meten, zodat men in de toekomst o.a. gericht verbeteringen aan kan brengen. Mijn 'natte droom' toen ik voor Olijf aan de slag ging, ik vind dit soort projecten heel leuk en belangrijk. Dus het geeft me, behalve drukte, ook veel plezier om ermee bezig te zijn. De hoeveelheid werk proberen we in onderling overleg zo goed mogelijk te doseren.

Gisteren hebben we heerlijk gebarbecued met vrienden. Voor de komende tijd is de planning dat we in augustus op vakantie gaan naar IJsland. Ook is binnenkort mijn liefje jarig! Maar om te beginnen is het vandaag mooi weer en gaan we strakjes lekker naar buiten met mijn schoonfamilie.

Het leven is goed. 

Ik wens jullie een goede zomer, liefs, Cato

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Je moet genieten van iedere dag

Door: Cato Verhoef

Ik ben een beetje aan het puberen.

Of zou ik het een midlifecrisis moeten noemen? Dat klinkt wat oud. Het woord dertigersdilemma mag ik echter ook niet meer gebruiken. Existentiële onvrede, misschien?

“Puberen klinkt leuker”, zei mijn lief. Ja. Puberen klinkt een stuk leuker.

In juli 2012 kreeg ik de laatste chemokuur. Ik ging ervan uit dat de tumoren zó weer terug zouden kunnen zijn, maar heb geen klachten meer gehad. Ik sta niet eens onder controle. Ik merk er niks van, dat ik kanker heb. Ik heb mijn ziekte nog, maar ik ben niet ziek.
Mijn werk is weer helemaal opgebouwd. Ook in mijn vrijwilligerswerk doe ik volledig mee. Ik zie mijn vrienden, mijn familie, en heb nog tijd over voor flierefluiten zelfs.
Ik bereikte waar ik nooit op durfde hopen.

En toen? Toen wist ik het niet meer. Ik verstijfde, als een konijn in de koplampen. Hoe dééd ik dat ook alweer, leven?

Ik had werkelijk geen idee. Toch voelde ik mij wel verplicht het optimale uit deze ‘bonustijd’ te halen. Het kon toch niet waar zijn dat ik de mazzel had nog te leven en dat ik nu zat te sikkeneuren, alsof het verkregen resultaat niet goed genoeg voor mij was?

Het kon toch niet waar zijn? Het was wél waar. Ik was één groot "is dit alles wat er is"-gevoel. Maar ik wilde meer! Vaste patronen veranderen in mijn relatie. Misschien stoppen als huisarts. Tegelijkertijd voelde ik mij klemzitten. Ik vond mezelf ondankbaar. En ik was bang geen nieuw werk te kunnen vinden, vanwege mijn ziekte.

Voor het eerst voelde ik mij moe. Doodmoe. De boosheid dat mijn ziekte het waagde mij te belemmeren in mijn keuzes en mijn worsteling daarmee ontnam mij al mijn energie.

Ik dacht oprecht dat ik niet moest zeuren. En dat ik mij pas weer gelukkig zou kunnen voelen als ik mijn leven, inclusief beperkingen, had leren accepteren.

Tot ik mij realiseerde dat ik een denkfout maakte. “Bónustijd???”, zei mijn meditatielerares. “Waarom zou je niet in elk geval kunnen onderzóeken of je huisarts wilt blijven?”, zei mijn lief. "Je moet maar genieten van iedere dag die je nog hebt", zeiden velen.

En daar zit ‘m nou precies het probleem. Waarom zou mijn tijd meer ‘bonus’ zijn dan die van jou? Waarom zou mijn loopbaan minder een loopbaan zijn dan die mét toekomst? Waarom zou ik, meer dan een ander, ieder moment in optimaal dankbaar genieten moeten doorbrengen? Dat lukt toch niet altijd? Ik ben toch geen heilige, ineens minder mens, omdat ik toevallig kanker heb?

Ik wil die accepteer-en-genietverplichting die mij wordt toegeschoven niet. Ik ben niet wie ik gisteren was. Mijn leven verandert. Dat geeft wrijving. Ik eis het recht op, die wrijving te voelen. Ik eis het recht op ontevreden, ondankbaar en bang voor de toekomst te zijn. Ik wil dat het mág: niet genieten van iedere dag.

Ik doe nu een loopbaantraject en er verandert van alles.

Ja, ik ben een beetje aan het puberen. Het is niet altijd leuk, maar ik doe het lekker toch.

--------------------

zondag 12 mei 2013

Puber-tijd






12 mei 2013

Lieve allemaal,

Ik was eigenlijk helemaal niet van plan om te schrijven als er niets gebeurde op kankergebied. Toch hoor ik steeds vaker (van hen die ik niet elke dag tegenkom) dat mensen zich afvragen hoe het met me gaat.

Het gaat goed. Lichamelijk heb ik geen reden tot klagen. Ik heb een goede conditie en voel me niet moe. Er zijn geen rare hobbels, bobbels of knobbels op dit moment. Niet dat ik weet, tenminste. Ik onderga geen controles, omdat eerder weten wel eerder behandelen maar geen langer leven oplevert.

Wel ben ik een beetje aan het puberen. Je zou het ook existentieel gemodder kunnen noemen, of misschien past midlife crisis beter bij mijn leeftijd, maar ik vind puberen leuker klinken. De kanker is weg-ge-chemood, voor dit moment. Het werk is weer honderd procent opgebouwd. En nu? 

Nu is er het grote "is dit alles wat er is"-gevoel.

Zo vraag ik me af, of ik nog wel huisarts wil zijn. Er zijn aspecten van het vak die ik fantastisch vind, maar er zijn ook dingen die ik heel onprettig vind. Verder is er na mijn ziekte het een en ander veranderd aan hoe ik naar mijn vak kijk. Ik heb me al eens eerder afgevraagd of ik de positieve kanten op vond wegen tegen de negatieve, maar kwam aan het vraagstuk nog niet echt toe. Eerst had ik een baas die vaak boos was, waardoor het lastig was mijn aandacht op mezelf en mijn behoeften te richten. Toen ik een leuke baas en een stabiele plek had, werd ik ziek. Daarna was ik zo blij met alle normale dingen, dat ik ook weer helemaal van het vak genoot. Toen dat afnam werd ik echter weer ziek.
Ik vond het lastig, en confronterend, om er zuiver over na te denken. Omdat ik meteen dacht “ja maar, wat dan??? Wie neemt mij nou nog aan, wetende dat ik weer ziek word, waarschijnlijk al binnen twee jaar? En als ik al word aangenomen, dan krijgt ik waarschijnlijk een jaarcontract. Als ik dan ziek word en in de WIA kom, dan kan ik in het slechtste geval op uitkeringsniveau terechtkomen. Ik geloof dat ik best kan leven van weinig geld, mijn levensgeluk hangt niet af van reizen, maar bijstandsniveau is wel heel krapjes…”

Ook in mijn relatie vraag ik me af, of ik bepaalde vaste patronen niet liever veranderd wil zien. Gelukkig heb ik wel een liefje, met wie ik dat goed kan bespreken en dat me veel vrijheid gunt.

Nadat ik de loopbaankwestie had overdacht en besproken met meerdere mensen, kwam ik tot de conclusie dat ik niet mijn leven kan leven als ik steeds rekening houd met het terugkomen van mijn ziekte. Dat is net alsof je twee levens tegelijk probeert te leven, dat van zieke en dat van een “gezonde” persoon. Het is niet dat ik niet weet dat de kanker terugkomt. Nee, hij zal terugkomen. Maar als ik er steeds rekening mee probeer te houden blijkt het een dusdanig onvoorspelbare factor dat dat helemaal niet kan. Dan zet ik mijn leven “on hold” tot ik weer ziek word, en het leven is niet bedoeld om stil te staan. Dat geeft ellende.

Het is nu kennelijk tijd om bezig te zijn met andere existentiële zaken dan ziekte en dood, dan moet ik er ook maar de ruimte voor maken. “Kun je niet in elk geval onderzóeken of je huisarts wilt blijven, en dan later maar kijken wat je met de uitkomst kunt doen?” zei mijn liefje. Ik vond dat een wijs advies en ik ga het doen. Ik ga een loopbaantraject volgen. En gelukkig bleek dat ik wel bij de huisartsopleiding kan blijven, omdat ik geen medisch-inhoudelijk onderwijs meer geef. Dat scheelt; ik vind dat werk vrij ongecompliceerd leuk en ik zou boven kerkratniveau blijven als ik in de WIA zou komen.

Er zijn nog wel een paar bijzondere dingen gebeurd in de tussentijd.



Zo ben ik in december weer tante geworden. Een extra speciale gebeurtenis omdat ik grotendeels bij de bevalling mocht zijn, van mijn zusje en zwager. Ik heb er geen woorden voor hoe geweldig ik het vond zo dicht bij hen te mogen zijn op zo’n intiem moment als de geboorte van hun eerste kind. Ik vond het een enorm cadeau.



Verder had ik vorig jaar een sledehondentocht geboekt. Ik wilde heel graag nog het noorderlicht (zie 9'35") zien. Maar omdat je daar geen garantie op hebt (misschien maakt juist dat het wel zo begerenswaardig), leek het me wel goed om iets te plannen dat ook zónder het noorderlicht een bijzondere ervaring zou zijn.
Nou, een bijzondere ervaring was het. Ik heb veel gereisd, maar nog nooit zo iets meegemaakt. Ook hier heb ik bijna geen woorden voor. Het getrappel van de hondenvoetjes door de eindeloze sneeuw, de stilte, de kou op mijn wangen. Mijn eigen slee besturen. Hutten zonder stromend water of elektriciteit, kilometers en kilometers in de omtrek geen mens te bekennen. Het op elkaar aangewezen zijn en dat weten, elkaar vertrouwen, goed zorgen voor elkaar en de honden, water boren, hout hakken. Verhalen in de zelf opgestookte sauna, de imitaties van gids Johan.
We zijn gereisd van Kangos/ Sarkimukka naar Lainio, vandaar naar Övre Soppero bij twee Sami, door naar Järämä, Kamas (bovenop de toendra bij de Noorse grens), een stukje naar het noorden de volgende dag en de dag daarna naar Torneträsk (groot meer), waar we weer met de honden werden opgehaald.
Het noorderlicht hebben we gezien, en ik vond het prachtig. Maar ik zou teruggaan voor… de rest. Wat een mazzel dat mijn lichamelijke conditie dit toeliet.

Op kankergebied, of eigenlijk op herstelgebied, is ook nog wat voorgevallen. Het is misschien een beetje lang en ingewikkeld verhaal. Ik leg het uit aan de hand van de brief die ik aan mijn bedrijfsarts bij de huisartsopleiding schreef.

Geachte …,

Ons gesprek van gisteren heeft mij zeer verward en bevreemd.

De gang van zaken tot nu toe: Na mijn chemokuren heb ik op 18-7-12 een gesprek met u gehad. Hierop ben ik, na mijn vakantie, op 28-8 weer aan het werk gegaan, en wel voor 25% (2 x 2,25 uur op dinsdag en vrijdag). Dit verliep goed. Op 18-9 ging ik dan ook een stapje omhoog, naar 2 x 4,5 uur op dinsdag en vrijdag. U meldde mij op 28-9 voor 50% hersteld. Het ging goed met mij, dus ik ging op 23-10 weer een stapje omhoog, naar 6,5 uur op dinsdag en 5 uur op vrijdag. Op 30-10 weer een stapje, naar 8 uur op dinsdag en 5,5 uur op vrijdag. U vroeg mij dan ook op 2-11 "zal ik je voor 75% beter melden?". Die 75% voelde echter op dat moment nog wat "vers" voor me, dus u heeft me op mijn verzoek 50% beter gemeld laten staan, maar de 13,5 uur wel vermeld in het spreekuurbericht. Op 6-11 maakte ik de stap naar 2 x 8 uur op dinsdag en vrijdag, en dat verliep echt makkelijk en voorspoedig. Daarom maakte ik na mijn vakantie, op 23-11, de stap naar 100% werken, en meldde ik me op 27-11 dan ook 100% hersteld.
Inhoudelijk staat het er als volgt voor: de overdracht van degene die mijn coördinatietaken had overgenomen is nog niet geheel voltooid maar verloopt voorspoedig. In plaats daarvan doe ik nu wat andere klusjes, die normaal gesproken makkelijk blijven liggen. Ik heb voorts gelukkig ook alweer onderwijstaken toebedeeld gekregen. Ik heb dit op 6-12 besproken met ons hoofd, die heel blij was dat de opbouw zo goed en voorspoedig is verlopen. Ik ben zelf ook heel blij dat ik weer 100% werk. Het is prettig en inspirerend weer de verantwoordelijkheid te kunnen dragen.
Op verzoek van uw secretaresse (29-11) mailde ik u over mijn 100% betermelding. Om u in te lichten, en om eventueel nog een gesprek te plannen om de halfjaarevaluatie met het hoofd en de PZ-functionaris voor te bereiden. Hierop kreeg ik slechts een herhaling van de oproep voor de halfjaarsevaluatie als reactie. Toen uit een gesprek met onze secretaresse op 4-12 bleek dat u het mogelijkerwijs niet eens zou kunnen zijn met mijn 100% herstelmelding (n.a.v. haar ervaring met een andere werknemer) nam ik dan ook opnieuw contact met u op per mail, en maakte een afspraak, die gisteren plaatsvond.

In dit gesprek vroeg u mij of ik inhoudelijk mijn werk alweer volledig verrichtte. Ik antwoordde u, dat de overdracht nog niet volledig heeft plaatsgevonden, maar dat deze in volle gang is, en op logische en praktische wijze verloopt. En dat dit niet ligt aan verminderde belastbaarheid/ willen/ kunnen mijnerzijds, maar aan het feit dat het voor de inhoud en de praktische gang van zaken beter is per onderwerp te kijken hoe de overdracht het beste ingericht kan worden.
Hierna begon u mij uit te leggen hoe het ziektetraject is ingericht. U vertelde dat u twee petten op hebt, als bedrijfsarts, en dat u niet alleen voor mij werkt, maar ook voor mijn werkgever. U vertelde dat het bedrijf na anderhalf jaar een soort "voormelding" (ik heb hier misschien niet het goede woord onthouden) bij het UWV kan doen, voor de WIA. En u vertelde dat mensen vaak schrikken van het woord "WIA", maar dat dat helemaal niet hoeft, dat het meer een kwestie is van wie wat betaalt. "Een verzekeringskwestie" noemde u het. U vertelde mij dat als ik 28 (ook hier weet ik niet zeker of ik het goede getal heb onthouden) dagen volledig heb gewerkt, het traject naar de WIA weer helemaal opnieuw ingaat. En dat dat voor mijn werkgever onvoordelig is, omdat die het eerste deel van een ziekteperiode zelf moet betalen. Toen vertelde u dat u om deze reden mijn werkgever zou adviseren mij 5% ziek te laten blijven. Want dat zou dan betekenen dat het ziektetraject dat voor mij in maart inging, voortgezet zou worden. Het gevolg zou dan zijn dat mijn werkgever mij, als ik weer ziek zou worden, eerder zou kunnen aanmelden bij het UWV, en minder lang voor mij zou hoeven betalen - omdat het dan nog onder dezelfde ziekteperiode zou vallen. U leek er hierbij impliciet vanuit te gaan dat ik toch op niet al te lange termijn weer ziek zou worden.
Ik heb hierop gereageerd door u uit te leggen dat mijn prognose volgens mijn gynaecoloog helemaal niet zo ongunstig is als u leek te denken, omdat ik goed heb gereageerd op de chemotherapie. Voorts heb ik gereageerd door te zeggen dat het voor mij heel onzuiver voelt om mij 5% ziek te melden als ik niet 5% ziek bén, en dat het dus niet juist voelt om daarin mee te gaan. Hierop gaf u aan dat uw voorstel normaal gesproken zou zijn het in ieder geval voor 6 maanden op 5% ziek te houden. Ik bleef stil. Maar dat u in elk geval 1-2 maanden toch redelijk van mij zou vinden. Ik gaf aan daar niet mee akkoord te gaan - omdat ik het niet zuiver vind. Vervolgens gaf u aan dat dit toch uw voorstel richting mijn werkgever zou worden. Dit nam ik voor kennisgeving aan.
Vervolgens hebben we nog wat andere zaken besproken die hier niet ter zake doen.

Na het gesprek merkte ik dat ik me heel boos voelde. De reden was dat ik het gevoel had dat u een soort "moreel beroep" op me deed om mijn werkgever tegemoet te komen. Dit was moeilijk voor me, want mijn werkgever is altijd heel goed voor me geweest en ik gun het bedrijf veel. Tegelijkertijd wil ik daar toch echt niet mijn gevoel dingen op een juiste manier te doen voor inleveren, want dat is een van mijn meest belangrijke waardes. Pas 2 uur na het gesprek drong nog iets anders tot me door; u zei dat u twee petten op heeft. Maar u heeft niet aan míj uitgelegd wat de voor- en nadelen voor mij kunnen zijn, wat mijn belangen zijn. Terwijl het toch denk ik zo is, dat het 5% ziekmelden kan betekenen dat ik bijvoorbeeld 9 maanden eerder in de WIA kan komen en dus 9 maanden eerder 70% i.p.v. 100% loon krijg? Als dat klopt, zou ik van deze constructie heel veel nadeel kunnen hebben, en is het niet alleen maar "een verzekeringskwestie"!

Bij deze wil ik u dan ook laten weten:
- Dat ik niet akkoord ga met een 5% ziekmelding voor 6 maanden zoals u in eerste instantie voorstelde. Ook ga ik niet akkoord met een 5% ziekmelding voor 1-2 maanden, zoals u die in tweede instantie voorstelde.
Ik wil u voorts bij deze verzoeken om:
- Een second opinion.
- Een afschrift van het "spreekuurbericht" aan mijn leidinggevende, zoals ik dat voorheen ook meestal kreeg.

Ook vraag ik mij af, of deze constructie juridisch houdbaar is. Ik kan het mij niet voorstellen, het lijkt mij in elk geval niet in de geest van de wet.

Wat mij voorts nog dwarszit - maar dat valt een beetje buiten het kader van de rest van deze brief -, is dat u vermoedelijk dit soort voorstellen niet alleen aan mij, maar ook aan andere mensen doet. Die komen dan voor vergelijkbare dilemma's te staan. Ik vind dat idee heel erg. Ik weet nog niet wat ik met dit gegeven wil, dat hangt ook een beetje af van uw reactie op dit schrijven. Ik zou in elk geval heel graag willen dat u nadenkt over het dilemma waarvoor u mensen met deze constructie plaatst.

Ik hoop van u te horen,

Hoogachtend,

De bedrijfsarts reageerde niet op deze brief. Vond ik heel vreemd. De halfjaarsevaluatie vond uiteindelijk begin februari plaats. Mijn baas had toen allang besloten dat hij het niet nodig vond om me 5% ziek te houden, dus ik was officieel niet ziek meer. Zij vertelde, dat ze indertijd dacht dat ik nog ziek wás, door wat zaken die ik gezegd had. Ik vond dat niet kloppen, omdat ik die zaken in het spreekuur had uitgelegd. En vooral omdat haar verhaal van nu niet overeenkwam met haar ‘we doen standaard 6 maar vooruit voor jou doen we 1 à 2 maanden 5%’-verhaal.

Ik had de indruk dat het niet ging om mijn persoonlijke geval, maar om een soort standaard aanpak van het bedrijf, die zaken voor hen voordeliger maakt, maar die ik uitermate onzuiver vind. Ik kon dat echter niet aantonen. Ik zou hooguit kunnen aantonen dat ZIJ in mijn PERSOONLIJKE geval onjuist heeft gehandeld, terwijl het probleem is dat ik vermoed dat dit váker gebeurt. Door MEER BEDRIJFSARTSEN, bij MEER PATIËNTEN.

Ze was in elk geval blij dat het nu weer goed met me ging. Ik heb het erbij laten zitten omdat ik niet zoveel inspiratie op dat moment had om er iets mee te doen.

Tot mijn stomme verbazing kreeg ik enige tijd later de volgende mail van de casemanager bij mijn huisartswerk onder ogen:

Beste heer …,
Zoals zojuist telefonisch besproken, gaat u in overleg met uw medewerker of zij volledig arbeidsgeschikt kan worden gemeld. Wij ontvangen dan eventueel van u deze melding zodat de ziekmelding kan worden afgesloten.

Besproken is de mogelijkheid om de ziekmelding niet geheel af te sluiten maar voor een klein percentage open te laten staan ivm de duurzaamheid van de volledige werkhervatting. Het is mogelijk om de WIA –aanvraag dan uit te stellen, deze kan altijd weer vervroegd in gang worden.

Bij vragen hoor ik het graag van u. Indien u medewerker vragen heeft, kan zij indien gewenst ook contact met me opnemen.
Met vriendelijke groet,

Deze praktijk blijkt dus niet alleen bij de huisartsopleiding te worden gebruikt, maar in de bedrijfstak in bredere zin gemeengoed te zijn! Hoe kan ik nu ooit nog oprecht tegen mijn patiënten zeggen “Nee hoor, de bedrijfsarts kijkt natuurlijk naar de belangen van het bedrijf, maar is er toch ook echt oprecht voor u, om samen te kijken hoe u zo snel mogelijk weer beter kunt zijn”? Mensen moeten hun bedrijfsarts toch kunnen vertrouwen? Daarom vind ik dit zo erg. Het voelt oneerlijk en onveilig.

Gelukkig vond ook mijn tweede baas dit voorstel niet interessant. Dat zal echter niet voor elke patiënt gelden! Deze tweede gebeurtenis maakt dan ook, dat ik vind dat aan deze praktijk iets moet gebeuren. Maar hoe? Misschien is het een idee het eens te bespreken met de NFK en/ of een vakbond, of de NVAB te vragen wat hun standpunt is in deze, zodat er een discussie in de beroepsgroep op gang komt. Een klacht of tuchtzaak kan natuurlijk ook, dat kan wel mooie jurisprudentie geven. Het nadeel daarvan is wel dat het als persoonlijk wordt ervaren, of dat een organisatie een individuele casemanager of bedrijfsarts dan kan afserveren, terwijl het daar niet om gaat. Ik weet het nog niet, ik laat het even bezinken (en sta open voor suggesties, dus voel je vrij).

Het laatste wat ik wil vertellen, is dat ik een GEWELDIGE verjaardag heb gevierd. Er waren heel veel, heel leuke mensen en de voorbereiding was ook een groot plezier (met 2 vriendinnetjes gekookt). Ik heb mensen als cadeau gevraagd om hun gedachten. Ik wilde graag weten wat ze vinden dat ik nog zou moeten doen voor ik doodga, of wat zijzelf nog zouden willen doen voor zij doodgaan. Ik heb erg genoten van de antwoorden, en ik zou mijn cadeaus dan ook graag (in ingekorte vorm, want ik kreeg hele – prachtige - epistels) met jullie willen delen.
-       Eten op de Euromast om elkaars ‘bucketlist’ te bespreken.
-       Naar Patmos (Griekenland).
-       Van een hoog gebouw spugen, wildplassen, sterren kijken op een heldere avond, een bos bloemen plukken tijdens een fiets-/ autotochtje, ontbijten met wat je het allerlekkerst vindt, samen met je lief en mij een wandeling maken en daarna wat gaan drinken.
-       Het boek Guru Ramana van S.S. Cohen lezen.
-       Zitten in zo’n fijne ouderwetse draaimolen en nog eens kind zijn. Zelf draai ik graag een rondje mee.
-       Dat je je verder ontwikkelt op de manier waarop je bezig bent, dat je veel vreugde, geluk, gezondheid, liefde, vrede, wijsheid, harmonie en lol op je weg vindt, en doorzettingsvermogen en vertrouwen. Dat je die dingen door kan geven. En dat je de dingen die je heel graag wilt doen ook gaat doen. Zelf wil ik mijn huisje afbouwen en erin leven.
-       Dicht bij het begin van het leven komen. Van de evolutie. Van het ontstaan van diversiteit (daarbij zat de complete serie ‘Beagle, in het kielzog van Darwin’).
-       Voor mijzelf is het simpel: leef elke dag alsof het de laatste is en ook de eerste. De dingen waarmee ik mijzelf voed, of waarmee ik contact maak met een groter geheel, zijn zintuiglijke ervaringen. Het belangrijkste is de liefde. Voor mensen om je heen en voor die ene speciale. Ik gun je dat je nog 1x verliefd wordt!!!
-       Hier en nu vindt ik ook steeds leuker en mooi. ‘t is er lekker warm en compleet.
-       Als je bent met mensen van wie je houdt of juist helemaal alleen. Als je voelt dat je hoofd op gang komt en je geïnspireerd raakt, dat zijn de mooie momenten.
-       A life filled with wonder is a wonderful life.
-       Parachute springen, een berg beklimmen of de Nieuwjaarsduik zwemmen.
-       Vliegen! Jaha!! Andere baan?! Wellicht…
-       ‘s Ochtends vroeg door het natte gras lopen. Seks met een mooie donkere man. Surfen in de branding. Mijn lief vasthouden en zeggen dat ik van haar hou….
-       ‘s Morgens vroeg op het platteland van Ibiza genieten van het zonnetje, samen met mijn lief.
-       Een fotolijstje met daarin een gedicht: Bijna nooit. Bijna nooit zie je een vogel in de lucht - zich bedenken, zwenken, terug.
-       Snorkelen op de Malediven. Fijne wijn drinken. Lekker eten en slapen op Landgoed de Holtweijde.
-       Koffie en taartje met je liefje (prachtig gestempeld maar ik weet niet door wie).
-       Leven in openheid en eerlijkheid. Dan komt alles langs wat het leven in gedachte had voor je.
-       Een ballonvaart. Panorama Mesdag in Den Haag. Elke dag te genieten van de mensen rondom jou en speciaal je lief. Wij willen nog de Iguazuwatervallen in Brazilië zien.
-       Parachute springen, gewichtloosheid ervaren, low budget rondreis Azië en Zuid-Amerika, verlichte momenten, nog een paar jaar in goede gezondheid op deze aardkloot blijven.
-       Ik zou het heel leuk vinden als je nog een boek zou schrijven (een boek over non-fictie schrijvers zat bijgevoegd).
-       Uiteindelijk zijn het de vertrouwde dingen waarvan we geen genoeg zouden krijgen. ‘Kruistocht in spijkerbroek’ nog een keer lezen. De garnalenkroket die ik met mijn ouders eet. Backgammon spelen met Rik in de kroeg.
De hele dag onderweg zijn geweest, je tentje opzetten en dan een lauw glaasje witte wijn en stukje zweterige kaas met om je heen muggen die je probeert te verjagen met zo’n laf citronella kaarsje. Ontbijtjes op bed krijgen en vooral maken. In je blootje ‘s nachts in de rivier zwemmen. In een fursuit de straat op en met mensen knuffelen. Met een katapult door een warenhuis rennen om parfumflesjes kapot te schieten. Een psychedelische trip maken. Op straat naar mensen knipogen. Een jaagspelletje in het bos. Maar misschien is het belangrijkste zoveel mogelijk tijd door te brengen met wie je liefhebt.
-       Lekkere vegetarische maaltijden maken: kookboek van Yotam Ottolenghi.
-       Zingen: zangboek van Nina Simone.
-       Lezen: De laatste illusie van Osho.
-       Kijken: The Tibetan book of the dead.
-       Lezen: boek der liefde van Ton van der Kroon.
Daarbij kreeg ik ook nog geld om van alles ook werkelijk te kunnen doen, en diverse andere cadeautjes.

Ik heb de meeste mensen nog niet individueel bedankt, maar ik vond al deze cadeaus geweldig om te krijgen, heb er echt van genoten en geniet er nog steeds van. Een vriendinnetje dat de meeste mensen op mijn feest niet kende vertelde me iets: de sfeer op het feestje was zo warm en vriendelijk. Ik ben dat met haar eens, en ik denk dat het kwam omdat de ménsen die er waren zo warm en vriendelijk zijn.

Misschien is dat wel het grootste cadeau.

Tot schrijfs of ziens allemaal. In principe ben ik niet van plan te schrijven tot er iets kankerigs gebeurt, dus geen nieuws is goed nieuws. Maar, mocht je aan me denken en benieuwd zijn hoe het met me is; ik vind het altijd leuk van je te horen.

Liefs, Cato