zondag 7 juli 2013

Column 2



7 juli 2013


Lieve allemaal,

Mijn nieuwe column is weer uit! In juni verschenen in het Olijfschrift. Ik heb 'm hier onder neergezet.

Met mij is het op dit moment goed. Lichamelijk geen klachten, geestelijk geen klachten. 

Ik ben kortgeleden met mijn lief op retraite geweest, dat was heel goed. Op het werk is het rustig op dit moment, hoewel ik wel meer diensten en nascholingen heb dan me lief is (een deel van de reden dat ik twijfel of ik huisarts wil blijven). Het vrijwilligerswerk dat ik voor Olijf doe is wel druk, nu. We zijn op uitnodiging van en in samenwerking met gynaecologen bezig met een groot project dat als doel heeft de kwaliteit van de zorg in de ziekenhuizen te gaan meten, zodat men in de toekomst o.a. gericht verbeteringen aan kan brengen. Mijn 'natte droom' toen ik voor Olijf aan de slag ging, ik vind dit soort projecten heel leuk en belangrijk. Dus het geeft me, behalve drukte, ook veel plezier om ermee bezig te zijn. De hoeveelheid werk proberen we in onderling overleg zo goed mogelijk te doseren.

Gisteren hebben we heerlijk gebarbecued met vrienden. Voor de komende tijd is de planning dat we in augustus op vakantie gaan naar IJsland. Ook is binnenkort mijn liefje jarig! Maar om te beginnen is het vandaag mooi weer en gaan we strakjes lekker naar buiten met mijn schoonfamilie.

Het leven is goed. 

Ik wens jullie een goede zomer, liefs, Cato

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Je moet genieten van iedere dag

Door: Cato Verhoef

Ik ben een beetje aan het puberen.

Of zou ik het een midlifecrisis moeten noemen? Dat klinkt wat oud. Het woord dertigersdilemma mag ik echter ook niet meer gebruiken. Existentiële onvrede, misschien?

“Puberen klinkt leuker”, zei mijn lief. Ja. Puberen klinkt een stuk leuker.

In juli 2012 kreeg ik de laatste chemokuur. Ik ging ervan uit dat de tumoren zó weer terug zouden kunnen zijn, maar heb geen klachten meer gehad. Ik sta niet eens onder controle. Ik merk er niks van, dat ik kanker heb. Ik heb mijn ziekte nog, maar ik ben niet ziek.
Mijn werk is weer helemaal opgebouwd. Ook in mijn vrijwilligerswerk doe ik volledig mee. Ik zie mijn vrienden, mijn familie, en heb nog tijd over voor flierefluiten zelfs.
Ik bereikte waar ik nooit op durfde hopen.

En toen? Toen wist ik het niet meer. Ik verstijfde, als een konijn in de koplampen. Hoe dééd ik dat ook alweer, leven?

Ik had werkelijk geen idee. Toch voelde ik mij wel verplicht het optimale uit deze ‘bonustijd’ te halen. Het kon toch niet waar zijn dat ik de mazzel had nog te leven en dat ik nu zat te sikkeneuren, alsof het verkregen resultaat niet goed genoeg voor mij was?

Het kon toch niet waar zijn? Het was wél waar. Ik was één groot "is dit alles wat er is"-gevoel. Maar ik wilde meer! Vaste patronen veranderen in mijn relatie. Misschien stoppen als huisarts. Tegelijkertijd voelde ik mij klemzitten. Ik vond mezelf ondankbaar. En ik was bang geen nieuw werk te kunnen vinden, vanwege mijn ziekte.

Voor het eerst voelde ik mij moe. Doodmoe. De boosheid dat mijn ziekte het waagde mij te belemmeren in mijn keuzes en mijn worsteling daarmee ontnam mij al mijn energie.

Ik dacht oprecht dat ik niet moest zeuren. En dat ik mij pas weer gelukkig zou kunnen voelen als ik mijn leven, inclusief beperkingen, had leren accepteren.

Tot ik mij realiseerde dat ik een denkfout maakte. “Bónustijd???”, zei mijn meditatielerares. “Waarom zou je niet in elk geval kunnen onderzóeken of je huisarts wilt blijven?”, zei mijn lief. "Je moet maar genieten van iedere dag die je nog hebt", zeiden velen.

En daar zit ‘m nou precies het probleem. Waarom zou mijn tijd meer ‘bonus’ zijn dan die van jou? Waarom zou mijn loopbaan minder een loopbaan zijn dan die mét toekomst? Waarom zou ik, meer dan een ander, ieder moment in optimaal dankbaar genieten moeten doorbrengen? Dat lukt toch niet altijd? Ik ben toch geen heilige, ineens minder mens, omdat ik toevallig kanker heb?

Ik wil die accepteer-en-genietverplichting die mij wordt toegeschoven niet. Ik ben niet wie ik gisteren was. Mijn leven verandert. Dat geeft wrijving. Ik eis het recht op, die wrijving te voelen. Ik eis het recht op ontevreden, ondankbaar en bang voor de toekomst te zijn. Ik wil dat het mág: niet genieten van iedere dag.

Ik doe nu een loopbaantraject en er verandert van alles.

Ja, ik ben een beetje aan het puberen. Het is niet altijd leuk, maar ik doe het lekker toch.

--------------------